26 december 2008

Gouden tip voor het CD&V voor als ze nog eens een vonnis willen saboteren!

Fortisrechter Christine Schurmans van het Brusselse Hof van Beroep, die in overleg met Leterme's kabinet en de CD&V-top, alle geoorloofde en minder geoorloofde middelen inzette, om een tijdig vonnis te saboteren, is op non-actief geplaatst. Er loopt een tuchtrechtelijk en mogelijk strafrechtelijk onderzoek tegen haar.

Zo komt er een plaatsje vrij voor de kampioen-traagheidsrechter Paul Versrstraete uit Brugge, die dreigt ontslagen te worden vanwege het feit, dat hij zelden op tijd vonnist. Er werden hem al 50 zaken ontnomen.

Kijk, CD&V, met Verstraete in het Hof van Beroep zou het niet opgevallen zijn, dat het Fortis-vonnis niet op tijd kwam!

'n Gratis tip voor een volgende gelegenheid!

24 december 2008

Integratienota van PvdA-bestuur: Burokratische bezweringsformule

De tekenen stapelden zich op, de laatste maanden. Partijleider Bos vroeg zijn volgelingen, minder op de "toon" van Wilders cum suis te letten, en harder te zijn over de "inhoud" van de cultuurstrijd met de immigratie. Er was de afdanking van integratieminister Vogelaar, hier meermaals besproken. Vlak daarop de notitie van PvdA-kamerlid Dijsselbloem. De eerste beleidsdaden van Vogelaar's opvolger Eberhard van der Laan wezen ook in de richting van verharding van de standpunten.

Nu is er een partijbestuursstandpunt van 18 pagina's, waarover in maart 2009 een partijcongres zich moet uitspreken. De nieuwe partijvoorzitster Lilliane Ploumen is in de media naar voren geschoven, om de voornemens van de partij toe te lichten.

(PvdA-partijvoorzitster Lilliane Ploumen, foto NRC, source)

Het is naar mijn mening een fout gebaar, op een fout moment, maar als je de tekst rustig bekijkt, is er inhoudelijk weinig mis mee. Alleen jammer, dat er zo weinig inhoud in zit. Daarom is het begrijpelijk, dat de media en het publiek vooral kijken naar de betekenis van het gebaar en het moment. Beide zijn rampzalig.

De lege tolerantie

Een centraal onderdeel van het historische Nederlandse erfgoed, ook wel met "cultuur" omschreven, is datgene wat ooit treffend is omschreven als "lege tolerantie". In de inleiding van de nieuwe partijbestuursnota Verdeeld verleden, gedeelde toekomst wordt die aardig gekarakteriseerd:

Lange tijd hebben oorspronkelijke Nederlanders en nieuwe Nederlanders elkaar grotendeels vermeden.
Integratie was een zaak van tolerantie en uiteindelijk zou het dan allemaal vanzelf wel goed komen. In de praktijk betekende die tolerantie vooral wegkijken bij problemen. De gevoelens van verlies en onbehagen werden weggestopt.

En, eerlijk is eerlijk, die gevoelens werden ook niet erkend door de overheid en de politiek. Pas toen mensen die gevoelens uitschreeuwden werd er geluisterd – pas toen Pim Fortuyn ze verwoordde, kwam het conflict waar mensen elke dag mee te maken hadden, nadrukkelijk op de politieke agenda.

De aanpak van de nota, zoals blijkt uit de titel, is radikaal anders dan die van de xenofoben. De Wildersen en de Verdonks willen niet weten van een gedeelde toekomst. Ze houden de illusie in stand, dat de tegenwoordige toestand slechts een bange droom zal blijken te zijn geweest, als we de immigranten kunnen terugsturen of minstens apart zetten als tweederangs burgers.
Dat is op zich positief. Maar op de invulling die de nota geeft van zo een realistisch beleid, valt nog heel wat aan te merken, zoals verderop zal blijken.

Het eervol vermelden van Pim Fortuyn in het tweede deel van het citaat, brengt de afscheidsbrief van Vogelaar in herinnering, die immers verklaarde, dat het partijbestuur van de PvdA blijft steken bij Fortuyn. Inderdaad gaat de nota hier twee keer in de fout.

In de eerste plaats is het jaar 2008 niet het jaar 2001. Er is in de tussenliggende jaren werkelijk meer dan genoeg ingehakt op hypocriete immigrantenknuffelarij en meer dan genoeg de schuld voor de -zogezegd- mislukte integratie verlegd naar minderheden in het algemeen, hun organisaties, hun "cultuur" en hun veronderstelde neiging tot slachtofferschap.
Een natie van kankeraars en immer verongelijkten, zou dit laatste eerder hebben moeten begroeten als een blijk van verregaande acculturatie met de nederlandse cultuur en eigenaardigheden bij de minderheden. Maar dit terzijde.
Vogelaar heeft dus gelijk, als ze zegt, dat er niet zozeer nood is aan een late adoptie van het warrige "gedachtengoed" van Fortuyn, als wel aan een aantal concrete handvatten, om de emancipatie van immigranten verder te bevorderen en bevolkingsgroepen (bewoners van achterstandswijken) te ondersteunen bij het "delen" van de onvermijdelijke gezamenlijke toekomst.

In de tweede plaats, is de bewustwording van de verkeerde weg die de onderlinge aanpassing (dat is: integratie) insloeg, helemaal niet begonnen bij Pim Fortuyn. De vorig jaar overleden partijgenoot Henk Molleman pakte het integratiebeleid al in 1979, als directeur Minderhedenbeleid op het Ministerie van Binnenlandse Zaken, niet meer aan als een welzijns-probleem, maar als een keiharde poging tot grondige omvorming van overheidsingrijpen in situaties waarin etnische spanningen de cumulatie van achterstandsproblemen dreigden te verergeren. Ondergetekende heeft zelf in belangrijke mate, als medewerker van Molleman in de tachtiger jaren, daaraan bijgedragen als verantwoordelijke voor het Achterstandsgebiedenbeleid. De poging stuitte op tegenwerking in het overheidsapparaat (ministeries en stedelijke beleidsafdelingen wilden niet meewerken aan de noodzakelijke gebiedsgerichte integrale aanpak), maar kon, daar waar gemeentelijke gekozenen en projectleiders de kansen oppakten, toch aantonen, dat je met immigranten en oorspronkelijke bewoners samen een heel eind kunt komen.
De economische recessie hielp natuurlijk ook niet mee. Uiteindelijk werd in 1990 de Molleman-aanpak afgeschoten door een WRR-commissie onder leiding van CDA-prominent Wil Albeda.
Het onderscheid "allochtonen-autochtonen" werd ingevoerd. De overheid moest "op afstand" en, in plaats van gezamenlijk integrerende en emanciperende bevolkingsgroepen, werden "allochtonen" apart gezet als voorwerp van beleid.

Het eerste signaal vanuit de politiek over (tegen) integratie, kwam trouwens ook niet van Fortuyn (hoewel beschermeling van Albeda), maar van Frits Bolkestein, die vanuit Zwitserland, ik meen in 1991, ex cathedra vaststelde, dat de "moslim-cultuur" onverenigbaar zou zijn met de "westerse waarden". Een paar jaar later was er dan nog (het huidige PvdA-kamerlid) Paul Scheffer, die de schuld voor het immigratie-"drama" voluit legde bij cultuur en karakter van de moslim-immigranten. En natuurlijk bij de te softe beleidsmakers.

Te veel eer voor Pim dus. Hij was niet de eerste, noch de beste. En zijn gedachtengoed is lang voorbij de versheidsdatum.

Verderop (blz. 2) erkent het partijbestuur dat impliciet ook zelf in een passage die van groot begrip getuigt voor de problemen van immigranten in die onduidelijke en onvoorspelbare Nederlandse samenleving:

Nu het debat, het conflict, zo scherp wordt aangezet, hebben veel migranten en kinderen van migranten die hier al jaren wonen, de indruk dat ze meer dan ooit worden afgerekend op hun achternaam, huidskleur, afkomst of geloof. Hoe kun je je nog langer Nederlander voelen als anderen je steeds als allochtoon zien? Of als potentiële potenrammer, vrouwenbesnijder of terrorist? Hoe kun je vertrouwen hebben in je toekomst als het uitmaakt of je solliciteert met een verzonnen Nederlandse achternaam of met je eigen achternaam? Van Nederlander word je weer allochtoon in eigen land. “Tot 2001 voelde ik me Nederlander maar nu wordt ik niet meer zo gezien. Terwijl ík niet ben veranderd wordt er wel anders naar mij gekeken”, is dan een pijnlijke constatering.
Al die verschillende gevoelens - van verlies, onbehagen en onrechtvaardigheid - komen bijeen in het integratievraagstuk. De uitdaging is duidelijk. Na de fases van vermijding en conflict hoort het te gaan om acceptatie. En acceptatie kan niet zonder perspectief.

Perspectief. Helaas is het perspectief dat de nota biedt, niet een perspectief van empowerment voor de betrokken groepen mensen, grondslag van emancipatie, zelfbewustzijn edn echte verdraagzaamheid.
Wat dat betreft, had men misschien toch eens naar een merkwaardig hoofdstuk in het voorlaatste boek van Pim Fortuyn moeten kijken. Gewoonlijk kankert en tiert hij over vaderlandsloze sociaaldemocraten, criminele culturen en belemmeringen van de vrije marktwerking. Maar hier verandert de toon plotseling, alsof hij onze regeringsnota "Buitenkans" (grondslag van het achterstandsgebiedenbeleid, zie boven) uit 1984 gelezen heeft. Fortuyn zingt de lof van een wijksgewijze aanpak, in projectvorm, geïntegreerd over alle beleidsvelden, met inspraak en participatie van alle bewoners. Precies datgene ook, waarde partijgenoten, waar de afgeserveerde Vogelaar zich zo voor inzette met haar kracht-, respectievelijk pracht-wijken!

Maar van een dergelijke intensieve, dicht bij de mensen staande opbouw van geloofwaardig perspectief ("Change we can believe in" - Obama was niet voor niets oorspronkelijk opbouwwerker) is in de partijbestuursnota geen sprake.

Het is geen perspectief voor de betrokken mensen, maar een "beleidsperspectief": De kern van de nota is het in drie stukken hakken van de weg naar integratie (onderlinge verdraagzaamheid). De NRC vat het als volgt samen:

[..] Stap één: verbieden. Twee: confronteren, ofwel „het benoemen en actief verdedigen van waarden”. En alleen als opties één en twee niet mogelijk zijn, niet gepast of geen soelaas bieden, dan volgt de laatste mogelijkheid: tolereren. „Het grote verschil met vroeger”, zegt Kamerlid Jeroen Dijsselbloem (PvdA), een van de auteurs, „is dat we niet beginnen met het verzinnen van argumenten om de derde strategie te rechtvaardigen. Eerst moeten de andere stappen zijn doorlopen, alvorens je iets tolereert.”

Onzinniger herindeling van de wereld is zelden vertoond. 't Is een nauwelijks verhulde bureaucratische rekstokoefening, om het verdraagzaamheidsdebat niet te hoeven voeren. Alsof je in stap één je nieuwe wetten en regels niet zou moeten toetsen aan wat qua aantasting van de vrijheid van anderen wel en niet door de beugel kan (dus aan wat tolereerbaar is)! En blijven we ook steken bij stap één, het verbieden, als de handhaving, zoals meestal het geval is, problemen oplevert?
En dan stap twee, waarom zijn waarden plotseling "confronterend"? Een abstract debat over waarden heeft inderdaad geen enkele zin. Als er problemen tussen bevolkingsgroepen zijn, volgt vaak een al dan niet terecht beroep op "eigen" waarden en normen. Als men dan "confronterend" gaat roepen:"Mijn waarden en normen zijn superieur, want ze behoren tot onze Nederlandse "Leitkultur" en ze zijn gepokt en gemazeld in de Verlichting, die jullie (moslims) niet hebben gehad", ja, dan kun je een verhelderende dialoog wel op je buik schrijven. Trouwens, één van de grote verworvenheden van diezelfde Verlichting is nu juist religieuze verdraagzaamheid. Een Verlichting die het heeft klaargespeeld, om min of meer met christelijke religieuze geborneerdheid af te rekenen en de godsdienst grotendeels naar het privédomein heeft verbannen, die zou in gevaar komen, als hetzelfde met delen van de Islam moet worden uitgediscussiëerd?

In de praktijk van het leven, zijn natuurlijk alle drie "stappen" tegelijk aan de orde. En nog een paar meer, die met emancipatie te maken hebben. Een sociaaldemocratische partij die zichzelf respecteert, zou dat hardop moeten durven zeggen. Er is geen gemakkelijke weg naar "integratie". In plaats van bij het ministerie van justitie ("verbieden") te beginnen, voordat over de rest kan worden gesproken, moet men de wijken en buurten in, om onderling samenhangende problemen samen met betrokkenen op te lossen. Het lijkt wel, alsof dit een poging is om de "Zwarte Piet" van de interetnische ergernissen bijtijds naar justitieminister Hirsch ballin (CDA) toe te spelen.

Aan de 'lokale politici', de PvdA-wethouders en burgemeesters dus, zou door deze drieslag 'houvast' geboden worden. Dat zou helaas wel eens waar kunnen zijn voor die lokale politici, die argumenten zoeken, om zich aan hun verantwoordelijkheid te onttrekken. "Eerst wetten en regels maken om te verbieden (justitie), dan de politie om ze te handhaven (justitie en de korpsburgemeester). Wat er dan nog nodig is, zien we wel...", zouden deze lieden kunnen redeneren. Lastig om duidelijk te maken aan goed geïntegreerde minderheden en bewoners van probleembuurten. Daarom staan er wat slecht doordachte demagogische voornemens in de nota die de schijn moeten wekken, dat er hard gewerkt wordt. Daarover een volgende keer.

Intussen ken ik een hele serie Nederlandse lokale bestuurders en hun medewerkers, met name ook van de Partij van de Arbeid, die dagelijks keihard werken aan datgene, wat alleen de grondslag kan zijn voor emancipatie en integratie. Ik hoop, dat die hun mond open zullen doen in het komende debat. Ze kunnen dit ongelukkige partijbestuursinitiatief missen als kiespijn.

Technorati Tags: , , ,

Related Posts with Thumbnails