21 april 2007

Wilders met de autoritaire billen bloot

Laten we niet gelijkhebberig zijn. Het is niet belangrijk dat wij het al lang wisten. Belangrijk is, dat -eindelijk- een stukje grote pers, de NRC in dit geval, erop wijst: de Wilders-beweging is ondemocratisch, autocratisch, "dictatuur".

Alle mooie woorden over directe democratie, "zeggen wat je denkt", enzovoort - ze vallen weg, als je ziet wat de NRC vandaag publiceert:

Alleen Wilders lid PVV

Je mag de PVV sponsoren, je mag vrijwilliger zijn en je mag er op
stemmen. Maar lid worden mag niet. „Gewoon dictatuur dus.”
Paul en Nemesis, op twee blogs, verbazen zich over het feit dat ze geen lid van de PVV kunnen worden. NRC:

Geert Wilders vernieuwt de politiek. Het is de eerste keer in de parlementaire geschiedenis dat een politieke partij in de Tweede Kamer zit die geen leden heeft.

De internetsite van Wilders’ Partij voor de Vrijheid (PVV) roept wel op om donateur te worden. Wie vrijwilliger wil zijn, is ook welkom, net als alle kiezers. Maar lid worden, dat mag niet.

Hoe kan dat? De Kieswet stelt immers nogal strikte voorwaarden aan de structuur van partijen die aan verkiezingen willen meedoen?
In november 2004 stapte Wilders het kantoor van notaris Margot Dussel in Rotterdam binnen om de Stichting Groep Wilders op te richten. De stichting beoogt volgens de statuten „het bevorderen van het uitdragen van de politieke en maatschappelijke standpunten, zoals deze door de heer Geert Wilders voornoemd, zijn uitgedragen en in de toekomst zullen worden uitgedragen.”

Geert Wilders is de enige bestuurder. De statuten geven hem het recht opvolgende bestuursleden te benoemen, voor het moment dat hij zou aftreden. De benoemingen kan hij zonder opgaaf van redenen altijd herroepen.
Maar een stichting (met één (1) bestuurlid) mag niet aan verkiezingen meedoen.

De wetgever veronderstelt dat verenigingen, omdat ze leden hebben, geworteld zijn in de samenleving.

Dat is de reden waarom Geert Wilders en de Stichting Groep Wilders in maart 2005 samen de Vereniging Groep Wilders oprichtten. De vereniging ijvert voor „een vrij, welvarend en onafhankelijk Nederland.” Enig bestuurslid is, net als bij de stichting, Geert Wilders. Het is deze vereniging die onder de naam Partij voor de Vrijheid negen zetels haalde.

We zijn in Nederland nogal snel in het veroordelen van Italiaanse en Franse toestanden: Berlusconi met zijn "Forza Italia"-partij, gebaseerd op het geld van B.'s mediaconcern; de Franse UMP-partij (partij van de presidentiële meerderheid). Terecht. Wantoestanden!

Maar de Franse kieswetgeving is heel wat strikter dan de Nederlandse- als het gaat om financiële bijdragen van ondernemingen en andere supporters.

In Nederland kon het gebeuren, dat in 2002 de Fortuyn-beweging vrijwel geheel werd gefinancierd door onroerend-goed bezitters en -speculanten. Een gat in de wet, dat nog steeds niet is geheeld.

Waarom? We denken, dat de VVD (en wellicht in mindere mate, het CDA) er tussen 2002 en nu veel moeite mee hadden om iets te vinden dat hun financiering onderscheidt van die van populistische partijen...

Geen krantenartikel zonder academische ondersteuning:

„De PVV is van Wilders. Hij is gewoon de baas”, concludeert de Groningse hoogleraar staatsrecht D.J. Elzinga. „De kwalificaties autoritair en niet-democratisch kun je van
toepassing verklaren, maar juridisch gezien is er geen probleem. Een vereniging moet twee oprichters hebben en minimaal één lid. Daar voldoet hij aan.”
Minder academisch is het buitenlid van de Amerikaanse neoconservatieven, Bart-Jan Spruyt:

Waarom wil Wilders geen leden? Bart Jan Spruyt, oprichter van de conservatieve denktank Edmund Burke Stichting, was actief voor de partij, maar stapte op uit onvrede met het beleid en de inhoud. Spruyt: „Wilders wil geen toestroom van mensen die lid kunnen worden van de vereniging uit angst voor taferelen zoals bij de LPF.”

En natuurlijk is er ook een academicus, die gronden vindt om één en ander goed te praten:

Professor R. Andeweg, hoogleraar empirische politicologie aan de Universiteit Leiden, ontwaart „een autocratisch geleide partij onder het mom van een vereniging”. Wilders moet zich volgens Andeweg in bochten wringen om aan de verenigingseis te voldoen.

„Maar die eis is ook niet meer van deze tijd”, vindt Andeweg. „Politieke partijen als grote verenigingen zijn op hun retour. Er is niets dat zo gewantrouwd wordt door burgers als het verschijnsel politieke partij. En een gewoon lid heeft ook bij verenigingen niet altijd invloed. De overheid moet die organisatie-eis loslaten. Dan kunnen creatieve, nieuwe vormen ontstaan die beter bij deze tijd passen. Waarom mogen geen stichtingen, BV’s of natuurlijke personen meedoen?”

Ja, natuurlijk! Daar hadden we nog helemaal niet aan gedacht. Talpa b.v., de bv's van Joop van den Ende, die van -hoe heettie ook weer- de grote crimineel met hartproblemen, de Stichting voor het Ongeboren Kind, de Burke-Stichting - ze moeten allemaal kunnen meedoen, met eigen geld, met geld van de pharmaceutische industrie, met drugsgeld en met advocaten die werken met "no-cure, no-pay"!
Dàt is nog eens een echte democratisering, nietwaar?
Andeweg: „Uiteindelijk is het aan de kiezers en niet aan de wetgever om te bepalen op wat voor soort partij men wil stemmen. Ik zou zelf niet voor zo’n organisatie kiezen. Maar waarom moeten wij mensen die wel op een autocratisch geleide partij willen stemmen daar vanaf houden?”
- Nou, bij voorbeeld, omdat zo een "partij" de mensen voor het lapje houdt, zou ik zeggen. Men stemt in beginsel een keer in de vier jaar. Na het stemmen, begint de "partij" te werken aan haar èchte taken.
De LPF, bij voorbeeld, -ik signaleerde het bij de verkiezingen van 2004-, voegde niets toe aan het 'gedachtengoed' van Pim Fortuyn, behalve een liefdesverklaring aan de onroerend-goed magnaten. En handelde dienovereenkomstig.
Bij voorbeeld in Rotterdam, waar, om immigranten uit volkswijken te verdrijven, gemeentebezit voor een appel en een ei werd verkocht aan onroerend-goed-speculanten, van wie werd verwacht dat ze dure flats zouden terugbouwen. Wat ze tot nu toe weinig deden.

Zich verlaten op de overheidssubsidies, wordt minder interessant, zodra het bedrijfsleven met grote bijdragen over de brug komt. De NRC:

Ondertussen houdt de overheid vast aan de verenigingseis en beloont dat. Een partij met meer dan duizend leden krijgt subsidie. De PVV heeft geen aanvraag ingediend, meldt het ministerie van Binnenlandse Zaken. Had de PVV voldoende leden, dan ontving de partij dit jaar 637.533 euro. Dat bedrag is exclusief de subsidie voor een wetenschappelijke bureau en een jongerenorganisatie. „Geen subsidie, dat is de prijs die Wilders moet betalen”, zegt professor Elzinga.

Geen probleem, blijkbaar, voor Wilders. Hoewel de Nederlandse en Amerikaanse subsidies (via het American Enterprise Institute, dat hem niet zag zitten) zijn neus voorbijgaan, zit hij, met onbekende grote geldgevers, blijkbaar toch 'op rozen'.

De fractie van Wilders krijgt wel geld van de Tweede Kamer. Dit jaar is dat 1.152.000 euro, bestemd voor medewerkers en andere kosten. Het bedrag gaat naar de Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie Partij voor de Vrijheid. Deze stichting is het enige orgaan waarin Wilders macht deelt. Hij is voorzitter; de Kamerleden Hero Brinkman en Raymond de Roon zijn secretaris en penningmeester.

Wie zijn toch die onbekende magnaten, die Wilders subsidiëren?

Zonder subsidie was Wilders vóór de verkiezingen aangewezen op giften van particulieren en bedrijven. Wie dat zijn, heeft hij nooit bekend gemaakt.

Hoogleraar Andeweg vindt dat Wilders opening van zaken moet geven. „De samenleving mag transparantie van financiering en organisatie eisen. Politieke partijen zouden in aanloop naar verkiezingen actief kenbaar moeten maken hoe ze aan hun geld komen en hoe hun partij in elkaar steekt.”

Bart-Jan Spruyt weet het blijkbaar ook niet. Wat hij wèl denkt te weten, is, dat, na zijn vertrek bij Wilders, de geldstroom dunner werd:
Het geld stroomde in 2005 binnen, weet Bart Jan Spruyt. „Wilders gaf een lezing voor een Rotterdamse businessclub. De zaal zat vol en Wilders werd toegejuicht. Hij haalde ruim een ton op. Een jaar later vroeg dezelfde club hem nogmaals. Toen waren er veel minder mensen, die bovendien kritisch waren. Ze vonden het maar niks dat Wilders het alleen over de islam had, en ze vonden het niks dat hij niet met Marco Pastors en Joost Eerdmans wilde samenwerken. Die avond kreeg hij niet meer dan pakweg drieduizend euro.”

Je wordt er bijna vrolijk van, als je ziet, dat Wilders Spruyt en zijn neocons, met eigen wapenen verslaat:

Dat hij niet meedeed aan de Statenverkiezingen past bij zijn vrees de regie kwijt te raken. Voor zijn besluit om geen echte vereniging op te richten, niet te kiezen voor subsidie en geen wetenschappelijk bureau te willen, geldt hetzelfde. Dat zou een kantoortje zijn geworden waar hij geen totale greep op heeft. Het heeft allemaal met elkaar te maken.”

Immers, het politieke buro van de washingtonse neoconservatieven past ook liever politieke onthouding toe, dan zich overgeven aan onberekenbare sponsors. De koppige Venlonaar wil een zuivere liberale jihad. Daar passen geen neoconservatieve intriges in.
Jammer voor de firma van de Weekly Standard. Maar een gelukje voor de Nederlandse Binnenlandse Veiligheid. Wilders zal nog gemakkelijker worden afgebroken dan Janmaat.

Maar, waar blijft in godesnaam een Nederlandse wetgeving tegen ondemocratische sponsoring van politieke bewegingen?
Moet dat soms ook wachten op Europese regelgeving? Die laatste komt er zeker, om schandalen in landen als Bulgarije, Roemenië, Slowakije in te dammen.

Nederland - gidsland? Lamenietlachen!

Powered by ScribeFire. Kruispost met "In Europa Thuis".

20 april 2007

Uruzgan: Stilstand is achteruitgang

Chefstaf generaal Berlijn van de Nederlandse strijdkrachten verklaarde vandaag, dat er geen plannen bestaan om de "vreedzame" aanpak van de missie te veranderen.

Dat is goed nieuws. Vooral omdat niet alleen de Amerikanen en andere bondgenoten in het gebied aandringen op zo een verandering, maar ook, blijkens reportages in binnen- en buitenland (enkele dagen geleden nog in de New York Times), de Nederlandse militairen-zelf.

Het lijkt weer een beetje op Srebrenica: Een geïsoleerde-, moeilijk te bevoorraden post. De Afghaanse regering, ter ondersteuning waarvan de hele missie zegt te zijn opgezet, is even corrupt en onbetrouwbaar als de officiële bondgenoten (de Bosnische moslims) indertijd in het grensgebied tussen Servië en Bosnië. Minachting en vooroordelen tegen de Afghaanse bevolking overheersen. Ik ben bang, dat als Kamp 'Holland' straks verlaten zal zijn, de toeristen er opschriften en tags zullen aantreffen als nu nog in Potocari te zien zijn: Bosnische meisjes worden bestempeld als hoeren "die er niks van kunnen".

Een vandaag in De Telegraaf uitgelekt rapport van het defensie-apparaat waarschuwt ook tegen de gevolgen van een eventuele verlenging van de missie. Bevoorrading en extra personeel vormen een steeds groter probleem. Stel je voor, dat er, net als in Srebrenica, een onervaren onderdeel wordt uitgezonden, omdat er geen ervaren militairen meer zijn...

In de NYT verklaart een Nederlandse commandant, dat er nog wel 10 jaar nodig zullen zijn, om een missie als de Nederlandse- in Uruzgan te laten slagen. Daarvan wil Berlijn naar zijn zeggen (NRC, 19.4.07) niets weten:
De kritiek van de NAVO-bondgenoten in Zuid-Afghanistan dat de Nederlanders de Talibaan niet genoeg aanvallen, is geen aanleiding tot actie, meent hij: „Het allerstomste zou zijn om ons nu te laten pushen om grote risico’s te nemen.”

Berlijn schetste op zijn eerste briefing dit jaar over Uruzgan een bescheiden beeld van de effecten van de Nederlandse aanwezigheid. Ten aanzien van vermindering van de invloed van tegenstanders en lokale krijgsheren, inzetbaarheid van het Afghaanse leger en groei van de lokale economie signaleerde Berlijn een positieve tendens. Op andere gebieden, zoals wetshandhaving of inzetbaarheid van de Afghaanse politie, is van geen vooruitgang sprake.

"Bescheiden"? Eerder somber. Op zich is de Nederlandse aanpak niet onsympathiek. Maar een dolle actie als de recente Amerikaanse wild-west schietpartij door Marines (NYT: "excessive") op willekeurige burgers bij Kandahar, nadat hun konvooi door een wegkant-mijn was getroffen, kan in één klap alle vooruitgang tenietdoen.

De Uruzgan-missie blijft een enorm risico. Nederland doet weer net, alsof het alleen op de wereld is. Militair ondersteund opbouwwerk heeft meer kans op succes in gebieden waar Nederland een groter belang bij heeft dan Afghanistan. In Libanon bij voorbeeld. Of in Darfur. Of, nog dichter bij huis: Kosovo.

05 april 2007

Iran: Nederland geen vaste US-huurling meer

Crosspost met In Europa Thuis:
Iran: Nederland geen vaste US-huurling meer


CDA-Buitenlandminister Maxime Verhagen (NRC, 5.4.07)

De nieuwe, kleine, 'linkse' meerderheid in de Nederlandse Tweede Kamer doet opnieuw van zich horen. Tegen de zin van Maxime Verhagen, de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, in, nam zij een motie aan (NRC:)

waarin strikte voorwaarden worden gesteld aan de volkenrechtelijke rechtvaardiging van een eventueel militair optreden tegen Iran.
[...]
In de motie-Halsema (GroenLinks) die behalve door de PvdA ook werd medeondertekend door SP, D66 en Partij van de Dieren, wordt de regering „verzocht uit te sluiten dat Nederland politiek of anderszins steun verleent aan een eventuele aanval op Iran zonder adequaat volkenrechtelijk mandaat”.
Nieuw Irak-avontuur vermijden
Op de achtergrond hiervan speelt het sluimerende conflict tussen volksvertegenwoordiging en (vorige) regering-Balkenende over de grondslag van de Nederlandse deelname in 2003/4 aan de bezetting van Irak. Balkenende beweert, dat hij overtuigd was geraakt van het gevaar van een nucleair en anderszins met massavernietigingswapens voorzien Saddam regime, op grond van een "For Your Eyes Only"-brief van Tony Blair. Terwijl de eigen Nederlandse militaire inlichtingendiensten niet geloofden aan de Amerikaans-Engelse sprookjes daaromtrent (en terecht, naar spoedig bleek), zetten Balkenende en VVD-defensieminister Kamp toch een Nederlandse militaire interventie door. Ondanks herhaaldelijke vragen, wil Balkenende bewuste brief niet openbaar maken.

Terecht, wil een meerderheid in de Kamer niet nòg eens meegesleurd worden in een riskant huurlingenavontuur ....

(lees verder bij In Europa Thuis)

04 april 2007

Waarom Jan Marijnissen er toch niet erg ver naast zat

Opnieuw opwinding in Holland.
Opnieuw, schijnbaar, over paspoorten, immigranten en tolerantie.
Nederland is waaratje wel betrokken bij dringendere zaken. Maar daarover deze keer maar eens niet.
Zonder omwegen naar SP-leider Jan Marijnissen, dus, die zaterdag in "De Telegraaf" zei, dat het "een dikke plus" zou zijn als PvdA-staatssecretarissen Albayrak en Aboutaleb zouden kiezen voor één van hun twee paspoorten, het Nederlandse liefst.

Ik doe niet mee met de heren-van-de-selectieve-verontwaardiging die nu over Jan-met de-pet heenvallen. Ook niet met de commentatoren die alles meteen betrekken op de positie van betrokken politicus. Het is het weerbericht niet. En al evenmin over de vraag of het aardig van Jan was tegenover de PvdA, al was het dat niet.


Jan Marijnissen 2003. Foto Maurice Boyer, NRC-Handelsblad.

Ik wil het hebben, over wat ik denk, dat de achtergrond is van het specifieke SP-Marijnissen standpunt in deze kwestie. Dat is interessant en belangrijk, want het raakt aan een heel fundamenteel gebrek, of noem het handicap, of weeffout, in de Nederlandse cultuur. En de SP onder leiding van Marijnissen is van begin af aan ingegaan tegen berusting in dat gebrek. Eerst, zoals wij allemaal, zoekend en soms missend, maar met de tijd steeds duidelijker en gerichter.

Het geldt de onverschillige ondergrond van de fameuze Nederlandse tolerantie. Onverschilligheid, paradoxalerwijze sterk verbonden met xenofobie, dus met intolerantie, die in de afgelopen jaren luidruchtig naar de bovengrond is verhuisd.

"De Lege Tolerantie - Over vrijheid en Vrijblijvendheid in Nederland"
is een bundel artikelen van Nederlandse auteurs (Boom, 2001) van zowel linkse- als rechtse signatuur, waarin wordt afgerekend met de zelfgenoegzame illusies die samengaan met de idee van "souvereiniteit in eigen kring", het steriele ideaal van "diversiteit" als grondbeginsel, enzovoort. Het begon blijkbaar al te dagen in 2001, een jaar voor de Fortuyn-omwenteling. Diversiteit is niet plat en onbeweeglijk. In de practijk betekent diversiteit een onuitgesproken hiërarchie. En binnen een hiërarchie hebben degenen die bovenaan zitten er onvermijdelijk belang bij, dat de diversiteit zo gestructureerd blijft als ze is. Emancipatie, empowering, zijn er niet bij.

Cliëntelisme
Vertaald naar economische-, sociale- en politieke verhoudingen, leidt dat tot cliëntelisme. In ruil voor de meegebrachte stemmen, wordt aan een lid van een groep die lager in de sociale hierarchie staat, een junior-plek aangeboden in bedrijf, gemeenteraad of stichtingsbestuur.
Emancipeert de betrokken cliënt te veel, "krijgt hij/zij teveel praatjes", dan volgt vervanging door een volgzamer groepslid. Behalve, wanneer het een Hirsi Ali is, die negatieve dingen over haar achterban durft te zeggen, die aansluiten bij vooroordelen die een nette tolerant haast niet durft te denken, laat staan uitspreken. En dan nóg: Der Mohr hat seine Schuldigkeit getan - der Mohr kann gehen. In dit geval naar een volgende tijdelijk plek, het neoconservatieve American Enterprise-Institute.

De Polder als bevrijding en begrenzing
Waar komt die typisch Hollandse (niet: Nederlandse-) lege tolerantie vandaan? Letterlijk: Uit de polder. En het is in beginsel een waardevol cultuurgoed! De beheersing van het water vanuit steeds dieper wegzakkende landerijen, dwong tot een ver doorgevoerde samenwerking tussen naburen, want de in de middeleeuwen ruimschoots voorradige edelen en kerkelijke vorsten leenden zich niet ervoor om daaraan leiding te geven. Het was zelfbeheer, zelforganisatie en het vergde een democratische-, zij het dwingende-, sociale structuur. De bewoners en gebruikers van de laagste van de Lage Landen zijn er zodoende aan gewend geraakt om hun eigen boontjes te doppen, vreemde inmenging te weren en (polder-)compromissen te sluiten met aanpalende waterschappen en, als het moest, met de overkoepelende hoogheemraadschappen, die men nodig had, om toe- en afvloeiing van water eerlijk te verdelen en uitgangen naar zee en grote meren te verschaffen. Naar dat model was de Republiek de Zeven Provinciën tot 1797 georganiseerd. Diversiteit werd al getolereerd, namelijk in de vorm van de minder lage (en minder rijke) provinciën en in de Generaliteitslanden Brabant en Limburg, die nog iets lager op de diversiteitsladder-hiërarchie stonden. (De laatste waren niet eens vertegenwoordigd in de Generale Staten in Den Haag.)

Naar dit model ook, heeft de Nederlandse godsdienstbeleving vorm gekregen: Consistorieën waren kleine waterschappen die souverein wilden blijven in eigen kring. Synodes alleen bij hoge noodzaak, een verhouding, zoals die tot hoogheemraadschappen. Het werkte (en werkt nog) door tot in de oppositiebewegingen in de RK Kerk. Het werkte ook door tot in Nederlands-Indië, waar het Binnenlands Bestuur de inlandse "diversiteit", tolereerde, ja zelfs instandhield, mits de Hoofden van Lebak maar hun achterban volgzaam hielden. Gods water over Gods Akker laten lopen, maar wel door de door ons aangewezen slootjes.

De Zuil als identiteitssymbool
Dusdoende, ontwikkelde zich op nationaal niveau het zuilenstelsel. Identiteit ontleend aan de eigen zuil, solidariteit vrijwel uitsluitend binnen de eigen zuil, hiërarchisch gestructureerd zelfbeheer binnen de zuil, waarbij aan de zuilenleiders werd overgelaten om met de andere zuilenleiders te polderen. Zo verwerd een uniek, zelfbewust en vrijheidlievend systeem, afgezien van anarchistische- (Friesland en Groningen, Amsterdam) en anti-autoritaire uitgroeisels, tot een ongeschreven-, voor een buitenstaander of immigrant moeilijk doorzichtig-, star systeem van gedragscodes, buitenwettelijke tolerantie en isolement.

Op de helft van de vorige eeuw, stortte het systeem ineen. De expansief toegenomen communicatie, de migratiebewegingen binnenslands ten behoeve van industrie en handel, de leegloop van het platteland, de emancipatie van de vrouw, de crisis van de ideologieën en de religies - alles droeg ertoe bij, dat er behoefte ontstond aan andere-, nieuwe-, grondslagen voor solidariteit en onderlinge ondersteuning bij emancipatie. De polder was definitief te klein geworden als referentiekader.

"Referentiekader" is identiteit
Bij gebrek aan nieuwe referentiekaders echter, blijven de oude als mythen voortbestaan. Ze zijn ons dierbaar als lastige familieleden. De Communistische Partij, noch de Sociaaldemocratie, hebben in Nederland de moed gehad, om te doen wat de SP probeert, namelijk: nieuwe referentiekaders voor onderlinge solidariteit te scheppen. De SP is daarmee begonnen op de schaal van de wijk, de volksbuurt. Niet meer met gezamenlijk waterbeheer, maar met gezamenlijk gezondheidsbeheer, dat zijn verlengde kreeg in allerlei andere vormen van belangenbehartiging op solidaire schaal. De SP wist, of ontdekte, dat "referentiekader" een abstract, droog, begrip is. Een bundeling van mensen, bereid en in staat tot solidariteit, dus tot opofferingen van het individu voor het geheel, behoeft een gezamenlijke mythe, een eigen identiteit. "Ik ben Ossenaar" houdt in, dat ik behoor tot de mensen die zich geëmancipeerd hebben uit de slachterijen en de reuzenfabriek van Van den Bergh & Jurgens. Ik ben trots op ons eigen margarine-museum, waar wordt bewaard, hoe mijn oom, mijn grootvader en mijn zuster moesten werken. En hoe ze zich uit dat lot hebben weten los te maken.

Zonder identiteit, geen solidariteit!
Diversiteit: De echte, de relevante, diversiteit zit in de mensen zelf. Ik heb niet één identiteit (Ossenaar), maar ik ben ook katholiek, of juist niet, en ik ben Brabander, of juist niet. Diversiteit tussen mensen berust niet op een vast identiteiten-patroon, maar op een wisselend, zich ontwikkelend (soms verschralend) bont patroon van individuele identiteitssamenstellingen.

Niveau van referentiekader, niveau van identificatie, trots en vermogen tot zelfopoffering en ... èchte tolerantie
Meer en meer wordt macht uitgeoefend boven het overzichtelijke naburen- en kleine-stads-niveau. Daarom heb ik ook een Nederlandse- (niet, voor alle Nederlanders: Hollandse- ) identiteit. En een Europese-. Maar daar komen we later nog op terug.
Anders dan anderen, heeft Jan Marijnissen gezien, dat het schort aan die nationale, Nederlandse identiteit. Niet omdat-i een nostalgische, Fortuyn-gelijke, liefhebber van nationale sprookjes zou zijn, maar omdat Marijnissen heeft gezien, dat, waar solidariteit op nationale schaal geboden is, om doeltreffend tegenmacht te ontwikkelen die de Haagse hiërarchieën tegenspel kan bieden, in dit land de daarvoor nodige identiteit is verdronken in een lege tolerantie. In onverschilligheid en in stiekeme uitbuiting van hiërarchische diversiteit.

Zoals we zagen, is identiteit verbonden met trots, een openlijk beleden verbondenheid met je familie, je buurt, je polder, je provincie, je land, je taal, je beschaving. Alleen als je echt trots kunt zijn op je identiteit, als je hem niet heimelijk wegstopt onder "diversiteit", kun je de ander in zijn of haar waarde laten. Niet meer bang voor besmettingsgevaar. Geen onuitgesproken hiërarchieën meer. De ander is niet meer alleen een potentiële cliënt, een potentiële patroon, maar iemand met wie je hoopt je identiteit, of een stukje daarvan te kunnen delen. Je hoopt niet meer, dat die ander "op zijn plaats blijft" en "geen praatjes krijgt", maar je streeft ernaar, dat die ander in vrijheid zijn plek kan vinden in de samenleving, al naar gelang zijn capaciteiten en zijn vermogen om met behulp van de met jou gedeelde identiteit en de identiteit die hij met jou deelt, bij te dragen aan het geheel.

Bestaan er twee of meer Nederlandse identiteiten?
Moeten we Jan nu verwijten, dat hij zich onvoldoende distantiëert van de hulpeloze- en soms ronduit lachwekkende- pogingen van de Balkenendes om naar negentiende-eeuws model een Nederlandse culturele "canon" (model-Dik Trom en Zijn Dorpsgenoten) te fabriceren? De rauwe vlootvoogd Michiel de Ruyter, slachter van de Barbarijse zeelieden en vissers, was inderdaad een ongelukkig voorbeeld. De Compagnie? In haar begintijd, vroege zeventiende eeuw, een belangrijke vernieuwing ten opzichte van de Spaanse roofpraktijken. Maar later verworden tot een log en corrupt lichaam, verntwoordelijk voor verschillende genocides, onder andere op de Molukken. De Geuzen? Hun tijd vooruit als succesvolle guerrillabeweging, maar ook verantwoordelijk voor de Gorkumse martelaren, die door een derde van de Nederlandse bevolking met wrok worden herdacht op Pasen. Kortom, niet verwonderlijk, de Nederlandse geschiedenis is even divers als die van andere landen. De Ruyter hoort erbij. JPCoen en Colijn horen erbij. Alleen zijn wij (hopen we) intussen begiftigd met een dieper inzicht dan zij konden hebben in hun tijd. Het is dus verkeerd, om, zoals tot dusverre veel is gedaan in socialistische kring, de De Ruyters, de Coens, de Sara Burgerharts zelfs, in de ban te doen en in te delen bij de top bvan één of andere, intussen afgebrokkelde, zuil. Ze zijn allemaal een beetje van ons, maar identiteit betekent niet, dat we ons helemaal met hen hoeven te identificeren. Het zijn lastige familieleden, die we toch niet laten vallen.

We laten ons niet een stuk van onze geschiedenis afpakken
Daarom heeft Jan Marijnissen gelijk, als hij zich niet in een ideologisch hoekje wil laten dringen, waarin alleen Multatuli, PJ Troelstra, Henriette Roland Holst en Piet Nak relevant zouden zijn. Dat alles is niet in een "canon" te vatten. De commissie van historici die daarover rapporteerde, had stelde terecht: Wat relevant is voor de identiteit, verschuift en vernieuwt zich onophoudelijk. Niets om niet trots op te zijn.

Jan dùrft!
En zo komen we terug bij Marijnissen en de paspoorten. Jan steekt zijn nek uit, want de weerstand, ook bij zijn achterban, om zich trots en kwetsbaar op te stellen, openlijk zijn identiteit te tonen en daaraan en daarmee te werken, is groot en cultureel bepaald. Ze is onderdeel van de geperverteerde identiteit van de waterschappers. Het is moedig, om daar, zo nodig, tegenin te gaan. Dat is precies wat Jan in De Telegraaf deed. Wat hij zei, was niet in de eerste plaats een boodschap aan Aboutaleb en aan Albayrak. Agnes Kant heeft dat intussen ook al rechtgezet. Het was een boodschap aan de eigen achterban: Wees trots op je identiteit als Nederlander. Ga er zorgvuldig mee om en laat hem je niet, ook niet gedeeltelijk, afpakken.

Het Kàn Verkeren (Breero, 1624)
Heel lang geleden, toen Erik Meyer en ik nog heel jong en groen waren, verschilden hij en ik in ons woninkje in Betondorp ernstig van mening op dit punt. Erik vond dat "nationalisme" gevaarlijk was voor arbeiders. Ik zag -een beetje- de kracht ervan, zoals ik die nu en hier zie. Intussen houdt Erik al weer jarenlang voor de SP een zetel in het Europese Parlement warm. Of, beter gezegd, lauw. Met zijn vermogen tot identificatie met standpunten die hij slechts onder zelfopoffering kan vertegenwoordigen, is hij daar kampioen van de negatie van Europa ten behoeve van een Nederlands nationalisme, dat, zoals hij ook weet met een aktieve betrokkenheid bij het Europese niveau niet in strijd hoeft te zijn. Maar de SP heeft zich nog niet durchgerungen tot het inzicht, dat ook Europese solidariteit, dus: trots op die Europese identiteit, nodig is voor de moderne arbeider, pardon: werknemer.

Dat gaat echter ook nog wel komen. Misschien al gauw. Tenslotte is de SP opgestegen van buurtniveau, via dorps- en kleinsteeds niveau naar landelijk peil. Jan zit in het buitenland. Dat is een goed begin. Straks, we zullen het nog meemaken, voert de SP actie voor een sterker, solidair Europa, beschermster van sociale verworvenheden, aaneengesmeed door een basisverdrag dat mensenrechten, minimumlonen, veiligheid en eerlijke pensioenen regelt. Die de funeste gevolgen van globalisering en delocatie tegenhoudt. Kan Harry van Bommel naar het museum, waar we trots op hem kunnen zijn. Want hij blijft één van ons.

Kijk, dat is nou identiteit, waarzonder soldariteit niet gedijt!
Related Posts with Thumbnails